In de jaren 80 van de vorige eeuw was Lucas Tessens actief in de perswereld. Zijn eerste taak bestond er vanaf oktober 1980 in de slapende Nationale Federatie der Informatieweekbladen (NFIW/FNHI) vanaf nul te organiseren en haar op het politieke forum een stem te geven. Tot dan toe hielden politici enkel rekening met de desiderata van de dagbladuitgevers en dat ging van directe perssteun tot goedkope leningen in het kader van de expansiewetgeving en preferentiële posttarieven. Weldra moest ook gevochten worden tegen de invoering van etherreclame op de BRT, een socialistisch plan - aanvaard door de rooms-rode regering van Mark Eyskens - dat bij realisatie veel publiciteit bij de dagbladen, maar vooral bij de weekbladen, zou wegzuigen. De ons toegestuurde voorontwerptekst van de wet hebben we neergesabeld in een gemotiveerd en juridisch sterk onderbouwd advies. Vervolgens maakten we een becijferd rapport dat glashelder aantoonde wat een ravage de reclamespots op RTL reeds had aangericht bij de franstalige weekbladen.
INTERMEZZO: Het FIPP-congres van 1983
Vanaf de tweede helft van 1981 begonnen we aan de voorbereiding van het congres van de Fédération Internationale de la Presse Périodique dat in mei 1983 te Brussel zou doorgaan. Onze Nederlandse evenknie NOTU zou de sprekers vastleggen. De practische organisatie viel in onze schoot, d.w.z. die van mijn secretaresse en die van mezelf: prijsnegociatie en het vastleggen van enkele honderden kamers in het Hilton-hotel; onderhandelingen voor de sponsoring door de Nationale Dienst voor de Afzet van Land-en TuinbouwProdukten (NDALTP) van de aangeboden diners; het ladies-program met geleide bezoeken aan de Plantentuin in Meise en aan Brugge met een Breugel-lunch in het Provinciaal Hof; boeking van een orkest voor het slotgalabal met Toots Tielemans als vedette; gifts gesponsord door Val-Saint-Lambert; de uitgave
van een speciale FIPP-postzegel met de gebruikelijke First-Day-Cover-manifestaties te Antwerpen, Dendermonde, Brussel, Charleroi en Verviers; een academische zitting in een gebouw van de Europese Gemeenschap in aanwezigheid van koning Boudewijn; organisatie van een receptie op het Brusselse stadhuis; het busvervoer en de escorte door de Brusselse bereden politie; etcetera. Na het congres was ik toe aan een weekje rust in de Ardennen.
In september 1981 viel de regering Eyskens. Gaandeweg bereidde ik als tegenwicht voor de plannen van de BRT de lancering van een
commercieel TV-station voor. Dat ging niet zonder slag of stoot. Eerst moesten de uitgevers - die geen van allen kaas gegeten hadden van het TV-medium - overtuigd worden van de haalbaarheid van zo'n plan. Vervolgens werd een studievennootschap - de Vlaamse Media Maatschappij - opgericht om het plan ook een juridische basis te geven. Ik had daarop aangedrongen omdat de weekbladfederatie toch niet de hele last zou kunnen torsen. Bovendien moest er een opening naar de Vlaamse dagbladen worden gemaakt, ook al om te verhinderen dat ze avonturen zouden aangaan zonder te weekbladen daarin te betrekken. Het volumineuze studierapport dat in de zomer en de herfst van 1984 werd gemaakt en waarvan ik met tegenzin co-auteur was, bleek een slag in het water omdat de opgedrongen premissen niet klopten. Daarop schreef ik, daarbij geholpen door Victor Claeys, in december 1984 op eigen initiatief een becijferd no-nonsense rapport van 79 pagina's dat een heus bedrijfsplan, o.m. gebaseerd op een offerteronde bij leveranciers van studiomateriaal, bevatte. Dat werd de blauwdruk van het TV-station én de basis voor het financieel plan dat ik in januari 1986 opmaakte. Op federaal en regionaal niveau moest het wettelijk en decretaal kader worden geschapen om commerciële televisie in Vlaanderen mogelijk te maken; dat vergde lobbying op die twee niveaus en een nauwkeurige lezing van de ontwerpteksten en de adviezen van de Raad van State. Omdat er voor gekozen werd om het TV-signaal direct in de kabel in te spuiten, moest op technisch vlak de RTT meewerken om alle Vlaamse kabelmaatschappijen (het waren er toen 22) te bereiken. Dat alles gebeurde onder hoge druk omdat RTL plannen had om met een Vlaams programma op de kabel te komen. Er waren zelfs uitgevers die die plannen genegen waren, wat het lobbywerk bijzonder complex maakte. De unitaire weekbladuitgeverijen (zij die titels uitgaven in de nederlandse en de franse taal) hebben op ons aandringen hun vennootschappen gesplitst als antwoord op de (onvolledig) geregionaliseerde mediapolitiek. Bij de dagbladen was die bijkomende ingreep niet nodig. De kwestie van de verdeling van de VMM-aandelen tussen de uitgevers zorgde voor helse spanningen, zowel tussen dagbladuitgevers en weekbladuitgevers als tussen dag- en weekbladuitgevers onderling. Met name de Nederlandse VNU meende een groot pakket aandelen te mogen claimen wegens hun groot marktaandeel in de advertentiemarkt. Toen ik er in een (gelekte) nota op wees dat geen van hun Vlaamse weekbladen in Vlaanderen werd gedrukt en dat hun aandeel in de tewerkstelling in de grafische sector alhier nihil bedroeg, werd ik 'persona non grata' bij de VNU en haar dochters.
Een krabbenmand. Ondertussen kampte ik met groeiende gezondheidsproblemen.

Tijdens de voorbereidingen bleek uit onze balansanalyse dat de uitgevers van Het Laatste Nieuws en Het Rijk der Vrouw - de zogenaamde 'groep Hoste' - op de rand van een faillissement stonden en dus onmogelijk in het kapitaal van de productiemaatschappij VTM konden treden. Het leek er op dat we tien jaar na het faillissement van de Standaardgroep (het onderwerp van mijn licentiaatsthesis aan de KU Leuven) op een nieuwe megafaling in de perssector afstevenden. Tijdens een drie uur durende werklunch - die op zijn verzoek doorging 'Chez Callens' - kon ik Ludo Van Thillo 'en tête-à-tête' ervan overtuigen dat het commerciële TV-station reële slaagkansen had en dat de participatie van Het Laatste Nieuws en Het Rijk der Vrouw nodig was voor het politieke evenwicht. Daarop zorgde de 'groep Van Thillo' voor een forse kapitaalinjectie. In juli 1987 verliet ik opgebrand de sector. In 1989 startte dan na acht jaar studie- en lobbywerk uiteindelijk
VTM met als aandeelhouders de meerderheid van de Vlaamse uitgevers van dag- en weekbladen. De VUM (Standaardgroep), de Financieel-Ekonomische Tijd en De Morgen bleven aan de kant staan en dat bleek weldra een blunder van formaat. Einzelgänger André Leysen heeft dat nooit kunnen toegeven.

Na een herstelperiode en een stoomcursus PC en ICT vestigde Lucas Tessens zich in 1993 als onafhankelijk media-expert onder de benaming
MERS en maakte in opdracht van de Vlaamse regering een doorlichting van de mediasector, onder de titel 'De Vlaamse media. Localisering van de beslissingscentra' (maart 1993), later in de commerciële en uitgebreide versie omgedoopt tot
'De Vlaamse media, een sector in de stroomversnelling' (1994)Dit onderzoeksrapport kende verscheidene edities . In de stroomafwaartse analyse belichtten we de participaties van de mediabedrijven in dochterbedrijven en dat voor dagbladen, weekbladen, radio en televisie. In de stroomopwaartse analyse stootten we door tot de eigendomsstructuur van de media (media ownership). Het uitgetekende particatieschema had iets weg van een schema van elektrische schakelingen. Van alle moedervennootschappen werd een beknopte analyse gemaakt van de geconsolideerde balansen. Een historisch overzicht in telegramstijl situeerde de mediabedrijven in de tijd. In een bijlage gaven we de nominatieve samenstelling van alle raden van bestuur. Niet iedereen vond die ontrafeling prettig.
Een afzonderlijke sectie van het rapport was gewijd aan het versplinterde en door Electrabel gedomineerde kabellandschap in Vlaanderen. De aaneensluiting van de kabelnetten (mits trunkverbindingen tussen de kopstations) zou snel want breedbandig internet over coax op zeer korte termijn mogelijk maken, zo luidde ons betoog. De droom van Paul Otlet (1868-1944) kon in vervulling gaan. De hoge kabelpenetratie bij de huishoudens was een unicum in de wereld en garandeerde een hoge return-on-investment. Dat leidde tot een studiesyndicaat (SNDKT) o.l.v. de GIMV.

Belgacom voelde toen de bui al hangen en hoofdleverancier Bell Telephone - buiten het studiesyndicaat gehouden - riep MERS op het matje (op de bovenste verdieping van de 'Bell Tower') en dreigde er zelfs mee al haar vestigingen in Vlaanderen op te doeken. Met die boodschap werd ik naar Minister-president Luc Van den Brande gestuurd. Na een media-oorlog was er nu een telecom-oorlog in de maak. Toch volgde kort na het eindrapport van het SNDKT de oprichting van
Telenet.
lees hier onze bijdrage in Trends Top Informatica 1997
MERS schreef in totaal een 60-tal studierapporten voor diverse opdrachtgevers.

In de periode 1996-2007 werden de geregionaliseerde
belastingen het werkterrein van MERS: Kijk- en Luistergeld, Onroerende Voorheffing, Verkeersbelasting. Naast een diepgaande reorganisatie van de diensten lag de focus van het nieuwe managementteam (o.l.v. mijn charismatische en betreurde vriend Jos Franken) op datawarehousing en de koppeling van databanken van de overheid, waardoor de burger bvb. de wettelijk voorziene verminderingen op die belastingen voortaan automatisch verkreeg. Voor Kijk- en Luistergeld ontwikkelden we een expertsysteem in hypertext; daarin werd de knowhow van KLG gebundeld (wetteksten, procedures, statistieken, boordtabellen, ...). Om de ontduiking van kijk- en luistergeld tegen te gaan hebben we een breedvoerige en succesvolle mediacampagne opgezet met de inschakeling van een call-center om aangiften vooralsnog mogelijk te maken. Ook kreeg MERS van de Vlaaamse Overheid en CIPAL de opdracht de jaarverslagen van KLG en OV te redigeren.

Daarin werd terloops gewezen op de extreem ongelijke verdeling van het onroerend vermogen in Vlaanderen en dat werd, dankzij het bestaan van het datawarehouse, gestaafd door een analyse van
alle belastbare onroerende goederen.
In het Vlaamse gewest was de top 10% der eigenaars in 2004 goed voor maar liefst 36% van het totale onroerende vermogen. Het is een cijfer dat je doet duizelen maar ondanks een uitgestuurd perscommuniqué bleef het in de media muisstil. Voor alle duidelijkheid: het ging dus niet om een steekproef want we hadden toegang tot de data van de gehele populatie eigenaars. Vandaag is vermogensconcentratie een 'hot item' en heeft het - zeer terecht overigens - de focus van onderzoek weggetrokken van de inkomensongelijkheid.
In 2003 startte het boekenantiquariaat
MERS Antique Books Antwerp. We kozen voor een webshop zonder fysieke winkel. Het aanbod bestaat uit non-fictie, kunst en literatuur op niveau.
Belgisch Congo, de Franse Revolutie en de verkoop van de nationale goederen, kloosters en het kadaster zijn van bij de start en tot op vandaag specialisaties. In 2024 ontwikkelden we een experimentele presentatie van boeken over de
Belgische geschiedenis. De covers worden getoond in een caroussel op de 'frontend'/startpagina van www.mers.be en wel in een chronologische volgorde op de gebeurtenissen. Bij klikken op een boek in de caroussel stopt die en wordt de beschrijving, de prijs en een bestel-knop voor het boek getoond. Met de pijlen kunt u vooruit of achteruit 'scrollen'. Een groene bol onder de cover geeft aan dat het boek in voorraad is, een rode bol duidt onbeschikbaarheid aan. Het is een nieuwe en deze keer visuele benadering van het concept 'bibliografie' en het heeft didactische troeven. Op dit ogenblik draaien er 706 unieke boeken in deze caroussel.
Op 1 januari 2025 zijn we begonnen met de ontsluiting van onze collectie postkaarten van Congo. Die worden ook getoond in een caroussel. Zij bieden een vaak paternalistisch panorama van ons koloniaal verleden. Daarbij moeten we nooit vergeten dat wat vandaag als beledigend wordt aanzien, dat vroeger niet was. Bevoogding werd overgoten met een sentimentele en caritatieve saus. En er waren natuurlijk ook goedbedoelde initiatieven van bvb. de missies.

Vanaf 2013 bouwt MERS aan een gebruiksvriendelijk en zelf ontwikkeld multimediaal Content Management System (
CMS) dat websites aanstuurt. We maken gebruik van PHP, HTML5, CSS3 en jQuery. Er wordt gewerkt met MySQL-databases op een (dure) Belgische server. Veel aandacht gaat naar volautomatisch gecreëerde audit-rapporten en dito dashboards, de automatisering van de orderafhandeling en de facturatie, datamining, vectoriële kaarten, de visualisatie van data, datawarehouse en datalake. Op een afzonderlijke (en vrij goedkope) server in het buitenland wordt het gedigitaliseerde archief van MERS gestockeerd en toegankelijk gemaakt door een koppeling tussen beide servers. En reeds klopt artificiële intelligentie aan de deur van zovele actoren en sectoren. Er mee omgaan kan op twee manieren: dom-slaafs of intelligent. Aan ons de keuze. Last but not least moeten we hier aan toevoegen dat uit onze tests bleek dat A.I. vaak in de fout gaat. Betrouwbaar is het nog niet.

Ons partnerschap met het Instituut voor Financiële Archeologie (IFA) en het onderzoek naar de
koloniale vennootschappen in Congo is de vrucht van een jarenlange vriendschap met Guy Bertrand en de gedeelde interesses. Alle jaargangen van het 'Bulletin Officiel du Congo' werden door IFA ingescand en zijn onze bronnen bij uitstek. In een relationele database analyseren we de uniek geïdentificeerde koloniale vennootschappen (mits een 'company ID' of 'CID') en hun bestuurders. Aansluitend koppelen we de bibliografische gegevens van relevante Congo-boeken en -documenten aan elke vennootschap. Op die manier krijgen we een beter zicht op wie in Congo de lakens uitdeelde.
Hier vindt u enkele resultaten in kort bestek Het project wil het onderzoek naar het economische netwerk in onze voormalige kolonie promoten en faciliteren.